De monetaire oorlog sleept zich maar voort. Aan de ene kant blijven de centrale banken alles doen wat ze kunnen om de prijzen te laten stijgen; aan de andere kant stellen Amazon, Wal-Mart, Jumbo en andere ondernemingen alles in het werk om de prijzen te laten dalen.
Vooralsnog zijn de partijen ongeveer even sterk. Het lukt de centrale banken niet om de prijsstijging die ze willen voor elkaar te krijgen. Maar het is een uitputtingsslag. Zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog slaagt geen van beide partijen erin om daadwerkelijk terreinwinst te boeken, ondanks het enorme aantal slachtoffers dat de oorlog eist.
Die slachtoffers zijn er in alle soorten. Arbeiders die hun banen naar lagelonenlanden zagen verhuizen. Boeren die steeds minder betaald krijgen voor hun producten. Winkelpersoneel en bankklerken wier werk door internet overbodig wordt gemaakt. Jongeren die geen vaste baan meer kunnen vinden en zich geen eigen woning meer kunnen veroorloven. Pensioenfondsen die hun buffers kwijtraken.
Achter het front, in de propagandaslag, is het bedrijfsleven vanaf het begin aan de verliezende hand. Multinationals worden als boosdoeners afgeschilderd, terwijl de monetaire autoriteiten immuun lijken voor verwijten. Zelfs als de Nederlandsche Bank midden in de monetaire oorlog een half miljard besteedt aan verfraaiing van zijn kantoor ontlokt dat geen enkele kritiek. Niemand protesteert tegen de steeds hogere heffingen waarmee de centrale banken hun oorlogsinspanningen financieren.
Al lijken de autoriteiten ongenaakbaar, toch blijf ik hopen op een overwinning van het bedrijfsleven na zoveel jaren. Inflatie, die de centrale bankiers willen, is immers schadelijk. Deflatie daarentegen brengt welvaart in de hele maatschappij. Dat weten we al zeker een eeuw. In 1908 kostte de eerste T-Ford 850 dollar. Toen reden de meeste mensen nog met paard en wagen. In 1916 kostte een T-Ford 360 dollar en was in de VS de automobiel hét nieuwe vervoermiddel. Op naar lagere prijzen!
Dit is een column van Paul Frentrop, expert op het gebied van corporate governance.